Onderstaande bijdrage is van een externe partij. De redactie is niet verantwoordelijk voor de geboden informatie.

De biologie achter verslaving: waarom stoppen zo moeilijk is

© https://unsplash.com/photos/person-making-cannabis-joint-UoXLndT32Hg

Het begrip verslaving wordt soms geassocieerd met zwakte of gebrek aan wilskracht, maar in werkelijkheid schuilt er veel meer achter dan alleen gedrag. Verslaving is een ingewikkeld samenspel tussen hersenen, gedrag en zelfs genen. Waarom is het voor velen zo moeilijk om te stoppen? Om dat te begrijpen, moeten we dieper kijken naar de biologische processen die bij verslaving betrokken zijn.

Hoe hersenen veranderen door verslaving

Wanneer iemand herhaaldelijk een middel gebruikt of een bepaalde gewoonte heeft, vinden er lichamelijke veranderingen plaats in de hersenen. Bij elk gebruik komt er dopamine vrij, een neurotransmitter die zorgt voor een gevoel van beloning of plezier. Na verloop van tijd raakt het beloningssysteem ontregeld, waardoor steeds meer nodig is om hetzelfde effect te bereiken. Dit verklaart waarom mensen met een verslaving vaak steeds grotere hoeveelheden gebruiken.

Deze aanpassingen maken het niet alleen moeilijk om zonder het middel plezier te ervaren, maar ook om gewone dagelijkse situaties nog als waardevol te zien. Hierdoor gaan andere bronnen van geluk naar de achtergrond. Wanneer men dan probeert te stoppen, leidt het gebrek aan dopamine tot gevoelens van leegte, somberheid en een sterk verlangen naar het middel of gedrag. Dit biologische proces maakt het doorbreken van de gewoonte ontzettend lastig.

De rol van genetische aanleg en omgevingsfactoren

Naast de veranderingen in de hersenen speelt genetische aanleg een belangrijke rol. Niet iedereen is even gevoelig voor verslaving. Uit onderzoek blijkt dat specifieke genvarianten het risico op ontwikkelen van een stoornis verhogen. Toch blijft erfelijkheid slechts een deel van het verhaal: sociale omgeving, opvoeding en levensgebeurtenissen bepalen ook mede of iemand daadwerkelijk een probleem ontwikkelt.

Stress, eenzaamheid of blootstelling aan middelen op jonge leeftijd vergroten het risico op problematisch gebruik. De manier waarop iemand omgaat met negatieve emoties of druk, speelt eveneens mee. Sommige mensen zoeken troost in middelen; anderen vinden een uitweg in bijvoorbeeld gamen of gokken. 

Waarom stoppen zo’n uitdaging blijft

Wanneer iemand besluit te stoppen met een verslaving, krijgt diegene te maken met intense ontwenningsverschijnselen. Deze ontstaan doordat de herstructurering van het brein niet direct wordt teruggedraaid nadat het middel wordt weggelaten. Angst, prikkelbaarheid en slaapproblemen zijn veelvoorkomende klachten tijdens de eerste fase van stoppen.

Bovendien blijft het beloningssysteem gedurende een langere tijd gevoelig voor ‘triggers’, zoals stressvolle situaties of het zien van anderen die het middel gebruiken. Zelfs na maanden of jaren kan een kleine prikkel het verlangen naar terugval aanwakkeren. Dit onderstreept dat stoppen met een verslaving niet slechts een kwestie is van wilskracht, maar voortkomt uit diepgewortelde biologische processen die tijd en professionele begeleiding nodig hebben om te herstellen.

Behandeling: Biologische kennis als basis

Inzichten uit de biologie helpen behandelaars om effectievere interventies te ontwikkelen. Cognitieve gedragstherapie, medicatie en begeleiding worden juist met deze kennis afgestemd op het individu. Door te erkennen dat hersenen en genen een rol spelen, ontstaat er meer begrip voor de uitdagingen waar mensen met een verslaving voor staan.

Langdurige zorg en nazorg zijn essentieel vanwege het langdurige herstel van de hersenen. Familie, vrienden en de samenleving kunnen een positieve uitwerking hebben door steun te bieden en het stigma te verminderen. Kennis over de biologische achtergrond van verslaving draagt bij aan meer openheid, samenwerking en betere behandelresultaten voor iedereen die te maken heeft met deze complexe problematiek.